REAL ESTATE


NINA BEIER

TOT 4 JANUARI, 2026

BOZAR










Smarter than the curator

Aan de exit van de Baldessari-show in de Bozar, moet je je een weg banen door een menigte Goya-likkers tot aan de ingang van de soloshow van Nina Beier. Na Baldessaris schitterend schreeuwen, waarmee hij op een verfrissend schoolse manier (de werken zijn haast schema’s) de esthetische en institutionele regels kietelt, moet je je ogen even laten wennen aan het meer ingetogen palet van Beiers assemblages. Deze show opende in oktober 2025 in Bozar, een half jaar na haar soloshow New Works in De Ateliers in Amsterdam. Omdat De Ateliers een kunstplek gericht op beginnende kunstenaars is, roept de expo vanzelf de vraag op waar Beier staat in haar carrière. Na overzichtstentoonstellingen vorig jaar zowel in Finland, Mexico en Frankrijk, lijkt de vraag eerder of Beier als mid-career kunstenaar nog voldoende ruimte heeft voor een zogenaamde beginnersfrisheid: zoeken, onvoorbereidheid, onbevangenheid en spontaniteit. Zelfs zonder het werk of de carrière van Beier op voorhand te kennen, komt deze thematiek vanzelf bovendrijven door de drukkende maturiteit van wat in Real Estate getoond wordt. De titel is overigens een letterlijke verwijzing naar de onverkoopbaarheid van de museumruimte, waarvan de prijs wellicht meer dan indrukwekkend zou zijn. Maar voor deze gelegenheid vertaal ik Estate liever als nalatenschap: een expo die een staat op maakt van haar oeuvre en carrière. En deze laat er geen twijfel over bestaan dat Beier een heel professionele kunstenaar is, die met ervaring en kunde een uitgepuurde tentoonstelling kan samenstellen. Elk sculptuur is verbluffend raak en krachtig, zelfs in die mate dat het naar jou terugkaatst en competitief wordt, protserig, arrogant, macho! Het laat je binnensmonds briesen, tollend tussen de wiegende stieren.

Ik ga een van de zijkamers binnen en moet glimlachen. De werken gebruiken zo weinig middelen, maar hebben toch zo een uitstraling. Een badkuip met een rolletje biljetten in gepropt, legitimeert zonder moeite het bouwen van een volledige wand waar de badkuip in is verzonken. Of drie goedkope valse snorren, die moeiteloos een hele kamer vullen. De sculpturen hebben een volheid waardoor ze voor zich kunnen spreken en geen mediatie verdragen. Dit wordt pijnlijk duidelijk wanneer werken toch een ruimte moeten delen en dit enkel frictie oplevert. Zoals wanneer Relief en Sculpture samen gezet een soort woonruimte suggereren of wanneer Great Depression en Fleet elkaar zouden moeten verdragen vanwege hun link met water. De job van curator lijkt door Beier overbodig gemaakt, of meer nog, opgeslorpt. De kunstwerken dragen reeds een scenografie in zich. Veel meer dan installaties, worden het tentoonstellingsconcepten, die zich moeiteloos zelf ontrollen.

“Ik weet dat mijn werk slimmer is dan ik.” Wat een gift moet het zijn de werken van Nina Beier te kunnen exposeren. Het glimmend porselein, de dure natuursteen, het nieuwige plastiek: al haar werken passen probleemloos in om het even welke bourgeois museumruimte. De werken zitten tjokvol betekenis, maar tegelijk laten ze alle projectie toe, waardoor ze voor haast elke thema-kar te spannen zijn. De assemblages spreken over de productontwikkeling van hun bestanddelen. Maar tegelijk zijn ze zo slim geassembleerd en in de museumruimte ingepast, zodanig accomoderend, dat de sculpturen op hun beurt ook gaan spreken over commodificatie in het kunstenveld.

Leve de illegale online bookdatabases, ik vind een hele resem teksten over haar vroegere werk, waarin ze effectief, zoals ik vermoedde, de verschillende aspecten van de kunstwereld afgaat. Zij het toen op een meer letterlijke manier dan nu. Door andere mensen haar werk te laten kopiëren, door performers hun oeuvre overheen haar werk te leggen, door critici tegen elkaar op te laten schrijven, door andere kunstwerken te appropriëren, door aan verkochte werken clausules te hangen. Nu snap ik waarom deze expo zo confronterend aanvoelt: ze morrelt aan wat de rol van de kunstenaar vandaag kan zijn. In de sculpturen vind ik sporen van scenografie, van curatorschap, van kunstverkoop, van materiaalbeheer, van verkoopwaarde, van locatie, zelfs van kunstkritiek. Ze trekt als het ware alle verschillende deelaspecten en jobs uit de kunstsector het kunstwerk binnen. En zo moet ik denken aan hoe het kunstenaarschap genadeloos hervormd wordt door het fenomeen van professionalisering.

Het is noodzakelijk een kunstopleiding te volgen, een overtuigend portfolio op te bouwen, een eigen werkruimte te vinden en te bekostigen, dossiers te kunnen schrijven alsook je eigen praktijk te kunnen presenteren en interpreteren. Kunstenaars worden verondersteld slimmig te zijn, want als tegenhanger van identitaire kunst, kan een minstens middenklasse kunstenaar slechts relevant zijn als die een duidelijke onderzoeksvraag kan verzinnen en een kritisch apparaat rondom zich kan verzamelen. Een tentoonstelling is dan ook al lang niet meer enkel een verzameling kunstwerken: de locatie is van belang, de communicatie, de sociale context, een (al dan niet geïnviteerd en zelfs betaald) publiek, de verkoop, een curator, workshops, talks, vernissage, finissage en een circulair verhaal van materiaal nadien. Kunst tonen is dus een complexe praktijk geworden, waarbij van de kunstenaars wordt verlangd om in ongeveer elk aspect niet enkel actief te zijn, maar ook te excelleren. En deze professionalisering sijpelt door in het kunstwerk zelf. Wanneer Céline Mathieu van de expo-teksten een poëziebundel maakt, neemt die haar sculpturen bij de hand. Als Natasja Mabesoone maandenlang een gigantische collage van referenties bijeensprokkelt, dan wordt dat compendium een bril om het werk te lezen. Wanneer Kasper Bosmans een sprookjesboek vult met gretig te delen anekdotes, dan worden de kunstwerken begrijpelijkerwijze attributen van de verteller. Als Deborah Bowmann lang genoeg doen alsof ze Parijse decorateurs zijn, dan worden ze misschien wel écht scenografen.

Beiers werk incorporeert zovele functies binnen het kunstcircuit. Deze groeiende professionalisering, onder druk van een steeds meer eisende kunstwereld, zou misschien net kunnen leiden tot meer autonomie en een emanciperend effect kunnen hebben voor de kunstenaar. Wanneer het kunstwerk niet langer lijdzaam en machteloos rond wordt gegooid, maar opstaat als een actief en willend subject, kan dit de mechanismen van de kunstclub verbuigen. Een kunstwerk heeft de kracht om bevroren posities binnen de kunstwereld te ontdooien tot een pruttelende artist-run brij. Kunstenaars, curatoren, galeristen, scenografen, critici, assistenten, publiekswerkers en uitvoerders, kortom, kunstwerkers ter lande, bevrijd uzelf!





Jonas Synnave Apers